U bent hier

Actuele verwachtingen waterstanden

Het water in de Nederlandse rivieren en delta is altijd in beweging. De hoeveelheid neerslag en smeltwater zorgen ervoor dat de waterstand in de rivieren stijgt of daalt en in de delta en langs de kust zijn het vooral stormen die de waterstanden bepalen. Op deze pagina met actuele verwachtingen schrijf ik iedere week onder de kop Water van de Week een prognose hoe de waterstanden zich op korte termijn ontwikkelen. Als de waterstanden in de rivieren sterk gaan stijgen en er zich een hoogwater ontwikkelt of als er een storm met hoogwater langs de kust op komst is, verschijnen de hoogwaterberichten met een hogere frequentie van eens in de 2 of 3 dagen. Naast de waterverwachtingen probeer ik ook iedere week een onderwerp wat verder uit te diepen in de rubriek Water Inzicht in het tweede deel van het wekelijkse waterbericht.

 

Het blijft onstabiel met voldoende regen voor licht verhoogde waterstanden

Na een paar weken met buien uit het noord(west)en hebben we nu te maken met buiigheid vanuit het zuid(west)en. Hij blijft daarom vrij nat in de stroomgebieden en er valt voldoende regen om de rivieren op een voor de tijd van het jaar vrij hoog niveau te houden. In het waterbericht leest u de details.

In de rubriek Water Inzicht een terugblik op de maand april. Deze maand had de laatste 15 jaar vaak een (erg) lage afvoer, maar dit jaar viel dat mee en eindigde bij Rijn en Maas boven het langjarig gemiddelde. Wat vertelt een lage afvoer in april ons over de komende maanden.

Water van de week

Winterse buien maken plaats voor zomerse buien

Het hogedrukgebied dat een dag of 10 boven de Britse eilanden lag, heeft zich naar het zuidwesten teruggetrokken en plaats gemaakt voor een lagedrukgebied op vrijwel dezelfde plaats. De luchtstroming boven onze omgeving is daardoor bijna 180 graden gedraaid en er wordt sinds gisteren warmere lucht aangevoerd vanuit het zuiden. De buien met hagel en soms zelfs wat natte sneeuw, die met de noordenwind werden aangevoerd, zijn voorlopig verleden tijd.

Maar het lagedrukgebied ligt zo dichtbij dat we voorlopig niet van de nattigheid af zijn, alleen worden de buien nu vanuit het zuiden aangevoerd. Vanwege de warmere lucht waarin we ons bevinden, is  het een ander type buien, met veel neerslag in een korte tijd en grote kans op onweer. De meeste regen gaat aanvankelijk vallen in het westen van Europa en in het stroomgebied van de Maas zal het natter zijn dan in dat van de Rijn. Maar vooral in de tweede helft van de week krijgt ook de Rijn met meer regen te maken als het lagedrukgebied naar het oosten trekt.

Vanaf het weekend gaat ten westen van ons de luchtdruk weer stijgen en mogelijk komt het nieuwe hogedrukgebied dat zich dan ontwikkelt na het volgend weekend dicht bij Nederland te liggen. Dit brengt dan een overgang naar droger weer met zich mee. Tegelijkertijd gaat de wind dan wel weer naar het noordwesten, waardoor het ook weer wat koeler wordt.  Een langdurige droge periode lijkt voorlopig niet zo waarschijnlijk, omdat de hogedrukgebieden het tot nu toe dit voorjaar nooit zo lang hebben volgehouden. Volgende week weten we hierover meer.

Rijn daalt naar ca 9,3 m, aan het eind van de week weer even stijgend naar ca 9,75 m.

Het buiige weer van de vorige weken heeft de Rijn voldoende neerslag gebracht voor een klein golfje waarvan de piek afgelopen woensdag passeerde.  De stand bij Lobith steeg tot iets boven de 10,4 m (NAP) en een afvoer van bijna 3.100 m3/s. Hiermee zet de Rijn de lijn voort, die al in oktober begon, van een waterstand ruim boven het langjarig gemiddelde; dat voor deze tijd van het jaar 9,3 m (NAP) en 2.250 m3/s bedraagt.

Ook de komende twee weken blijft de stand nog boven dit gemiddelde, maar het verschil neemt wel wat af. De regenzones die de komende dagen over West-Europa trekken blijven in eerste instantie namelijk nog grotendeels buiten het stroomgebied van de Rijn, alleen de Moezel kan wel op wat extra afvoer rekenen. De andere zijrivieren dalen voorlopig een paar dagen en dat zorgt er voor dat de Rijn als geheel ook daalt.

Vandaag is de stand bij Lobith onder de 10 m (NAP) gedaald (afvoer 2.750 m3/s) en op woensdag 1/5 wordt naar verwachting de 9,5 m (NAP) onderschreden (afvoer 2.350 m3/s). Vanaf 2 mei vertraagt de daling en volgen er een paar dagen rond de 9,4 m (afvoer 2.300 m3/s), voordat vanaf 4 mei weer een lichte stijging volgt. Dit is het water van de neerslag die van 2 t/m 4 mei in het stroomgebied gaat vallen. Dan is ook Midden- en Zuid-Duitsland aan de beurt en er kan aardig wat neerslag vallen.

De verwachte hoeveelheden fluctueren nogal van modelrun tot modelrun; wat we vaker zien bij een zuidelijke luchtstroming. Daarom is het wat moeilijk te voorspellen hoever de waterstand gaat stijgen. Ik hou het voorlopig op een bescheiden stijging naar ca 9,75 m (NAP) op 6 en 7 mei, maar het zou ook kunnen dat de 10 m. nogmaals bereikt wordt.

Vanaf 5 mei komt waarschijnlijk een hogedrukgebied boven West-Europa te liggen, wat droog weer met zich meebrengt en dat mogelijk wat langer stand houdt. De waterstanden gaan daarom vanaf 7 mei weer dalen. Hoe lang die daling doorzet is nu nog niet te zeggen.

Maas eerst stabiel rond 250 m3/s, daarna wat stijgend, maar later weer dalend

De Maasafvoer was de afgelopen tijd wel licht verhoogd, maar een wat hoger golfje, zoals in de Rijn, deed zich er niet voor; daarvoor brachten de noordelijke buien te weinig neerslag. Inmiddels is het ook al een paar dagen droog en is de afvoer bij Maastricht gedaald tot ongeveer 250 m3/s, wat ongeveer de normale waarde is voor de tijd van het jaar.

Met de zuidelijke stroming worden de komende dagen regenzones met veel buien aangevoerd en waarschijnlijk krijgen de Ardennen daar ook mee te maken. De afvoer zal daarom de eerstkomende dagen nog maar weinig dalen. Vanaf dinsdagmiddag neemt de intensiteit van de buien toe en t/m vrijdag 3 mei kan er flink wat regen vallen. Dit lijkt voldoende voor een lichte stijging van de Maas die vanaf 1 mei inzet.

Tegen die tijd bedraagt de afvoer bij Maastricht ongeveer 225 m3/s en is een lichte stijging mogelijk tot boven de 300 m3/s. Als de buiigheid nog wat steviger uitpakt is ook een afvoer van 400 m3/s  mogelijk op donderdag of vrijdag. Na vrijdag wordt het een aantal dagen droog in het stroomgebied onder invloed van het hogedrukgebied dat in het weekend dicht bij het stroomgebied komt te liggen. De afvoer daalt dan weer en zal kort na het volgend weekend weer tot onder de 250 m3/s zijn gedaald. Mocht de stijging de komende week beperkt blijven, dan kan ook de 200 m3/s al snel bereikt worden. Hoe lang het droge weer en de daling van de afvoer aanhoudt is nu nog niet te zeggen.

water inzicht

April was vrij nat in de stroomgebieden met bovengemiddelde afvoeren

De laatste 10 tot 15 jaar verliep april vaak aan de droge kant en de afvoeren van Rijn en Maas waren dan ook laag. In de grafiek hieronder is van jaar tot jaar de gemiddelde afvoer weergegeven. Deze bedraagt gemiddeld over alle jaren 2.430 m3/s. Dit jaar was net als vorig jaar weer eens een jaar dat duidelijk boven het langjarig gemiddelde uit is gekomen; de gemiddelde afvoer bedroeg ca 2.830 m3/s. 

Scherm­afbeelding 2024-04-28 om 10.37.03.png

Gemiddelde aprilafvoer voor de Boven-Rijn bij Lobith vanaf 1901 t/m 2024. De doorgaande lijn geeft het 30-jarig gemiddelde weer vanaf 1930. Ook is de trendlijn (dunne zwarte lijn) weergegeven over de hele meetreeks.
Gemiddelde aprilafvoer voor de Boven-Rijn bij Lobith vanaf 1901 t/m 2024. De doorgaande lijn geeft het 30-jarig gemiddelde weer vanaf 1930. Ook is de trendlijn (dunne zwarte lijn) weergegeven over de hele meetreeks.

Ook de Maas (zie hieronder) had dit jaar een relatief hoge aprilafvoer met een gemiddelde van 390 m3/s, terwijl het gemiddelde over de hele periode vanaf 1911 ca 310 m3/s bedraagt. Ook de Maas heeft in de laatste 15 jaar veel jaren gekend met een lage tot zeer lage april-afvoer. April is ook de maand van het jaar die zowel in Nederland als in de stroomgebieden het meest is opgedroogd. Het was vanouds al niet een heel natte maand en door de droge jaren van de afgelopen tijd is de gemiddelde neerslaghoeveelheid alleen maar afgenomen. Maar de afgelopen twee jaar is die periode van weinig neerslag en lage afvoeren in ieder geval voor even onderbroken. 

Scherm­afbeelding 2024-04-28 om 18.04.24.png

Gemiddelde aprilafvoer voor de Maas bij Monsin (20 km stroomopwaarts van Maastricht) vanaf 1911 t/m 2024. De doorgaande lijn geeft het 30-jarig gemiddelde weer vanaf 1930. Ook is de trendlijn (dunne zwarte lijn) weergegeven over de hele meetreeks.
Gemiddelde aprilafvoer voor de Maas bij Monsin (20 km stroomopwaarts van Maastricht) vanaf 1911 t/m 2024. De doorgaande lijn geeft het 30-jarig gemiddelde weer vanaf 1930. Ook is de trendlijn (dunne zwarte lijn) weergegeven over de hele meetreeks.

De al wat langere periode van lage afvoeren in april heeft er voor gezorgd dat bij zowel de Rijn als de Maas het 30-jarig gemiddelde flink is gaan dalen (de rode lijn in de beide grafieken). Dit is het gemiddelde over de voorgaande 30 jaar en in de grafieken begint die lijn bij resp. 1930 en 1940 toen er voor het eerst een periode van 30 jaar kon worden afgerond. De daling van het 30-jarig gemiddelde bedroeg maar liefst ruim 20% bij beide rivieren. Dat wordt overigens niet alleen veroorzaakt door meer jaren met een lage afvoer, maar vooral ook door het ontbreken van jaren met een hoge afvoer. 

Als we terug gaan in de meetreeksen, dan zien we dat er veel vaker langere perioden zijn met lage afvoeren, maar in die tijd waren er zo nu en dan ook jaren met een heel hoge april-afvoer.  Die zijn er bij de Rijn al bijna 20 jaar niet geweest en bij de Maas nog langer. Dit jaar was de afvoer wel bovengemiddeld, maar het was zeker geen hoge afvoer in vergelijking met andere aprilmaanden uit het verleden. 

Wat verder opvalt in de meetreeks van april is dat er in de 80-er en 90-er jaren veel jaren zijn geweest met een hoge afvoer kort na elkaar. Het 30-jarig gemiddelde is toen vrij sterk gestegen, bij de Rijn zelfs tot ca 2.800 m3/s, waarmee het na februari de maand was met de hoogste afvoer in die tijd. Vanaf het jaar 2000 is het 30-jarig gemiddelde gaan zakken en nu is april een middenmoter als het gaat om de gemiddelde afvoeren. Mede door de wat nattere jaren de afgelopen 2 jaar is de dalende lijn van de april-afvoeren nu wat gestagneerd. Het blijft afwachten hoe dit zich de komende jaren ontwikkelt: waren deze 2 jaren de uitzondering en zet de droogte in april zich voort, of gaan we weer een nattere periode tegemoet. 

April is de eerste maand van het groeiseizoen en ook de eerste maand dat de verdamping gemiddeld groter is dan de hoeveelheid neerslag die er valt. Voor het waterbeheer in Nederland is dit daarom de eerste maand dat we vooruitkijken naar de zomer.  Een aprilmaand met lage afvoeren is daarom vaak een wake-upcall voor wat ons misschien wel te wachten staat later in de zomer; maar is er reden om bezorgd te zijn. In de grafiek hieronder zijn alleen de lijnen van het 30-jarige gemiddelde van de vier maanden in de aanloop naar de zomer weergegeven.

Scherm­afbeelding 2024-04-28 om 10.46.20.png

Verloop van het 30-jarig gemiddelde van de Rijnafvoer in de maand april in vergelijking met de andere maanden in de aanloop naar de zomer.
Verloop van het 30-jarig gemiddelde van de Rijnafvoer in de maand april in vergelijking met de andere maanden in de aanloop naar de zomer.

In deze grafiek valt vooral april op door de grote daling van het langjarig gemiddelde, maar deze maand is daarin wel een uitzondering. De andere maanden zijn ook wel gedaald, maar lang niet zoveel. Ook bevindt de afvoer van deze andere maanden zich nu nog steeds op een niveau dat hoger is dan voor de 80-er jaren, toen de langjarig gemiddelden relatief laag waren. Alleen april is daar onder gezakt.

Er is dus wel iets aan de hand met de voorjaarsafvoeren, want ze zijn al een jaar of 20 aan het dalen, maar in de periode daarvoor zijn ze juist enkele decennia gestegen na een dip in het midden van de vorige eeuw. April is daarbij de enige maand die inmiddels tot onder het lagere niveau van medio vorige eeuw is gezakt. Al met al is er nog geen reden tot bezorgdheid dat de Rijn in de voorzomer al sterk opdroogt. 

In de grafiek hieronder is ook voor de Maas het verloop van de 30-jarige gemiddelden weergegeven van de voorjaarmaanden. Hier valt de daling van april nog meer op dan bij de Rijn. Alleen mei is ook wat gedaald, maar juni is vrijwel stabiel. Dus ondanks dat april gemiddeld een steeds lagere afvoer heeft gekregen, zet deze trend zich niet door in de volgende maanden voorafgaand aan de zomer.  Een lage zomerafvoer begint dus niet al in het voorjaar.

Scherm­afbeelding 2024-04-28 om 11.00.02.png

Verloop van het 30-jarig gemiddelde van de Maasafvoer in de maand april in vergelijking met de andere maanden in de aanloop naar de zomer.
Verloop van het 30-jarig gemiddelde van de Maasafvoer in de maand april in vergelijking met de andere maanden in de aanloop naar de zomer.

 

Minder nat en later in de week dalende waterstanden

Het was een week met veel buien en dat leverde voldoende water op voor een lichte stijging van Rijn en Maas, maar van hoogwater was geen sprake. Komende dagen minder buien en ook al wordt het niet helemaal droog er valt onvoldoende om de relatief hoge afvoeren in staand te houden. Volgend weekend komen we onder invloed van een nieuw lagedrukgebied en kan de nattigheid weer toenemen.

In de rubriek water inzicht een analyse van de gemiddelde maand afvoeren van de Rijn in januari en februari die een opvallend wisselend verloop laten zien. 

water van de week

Noordelijke en zuidelijke luchtstroming wisselen elkaar af.

Een hogedrukgebied boven de Britse eilanden houdt boven Nederland en de stroomgebieden een noordelijke stroming in stand waarmee koude lucht vanuit de poolstreken wordt aangevoerd met daarin veel buien. De afgelopen week zorgde dit voor flink wat neerslag; meer dan waar ik aan het begin van de week vanuit was gegaan. Waardoor de Rijn wat verder kon stijgen, maar  bij de Maas viel het juist mee.

De buiigheid neemt na vandaag af, maar op woensdag trekt een klein lagedrukgebied over onze regio waardoor de buiigheid weer even toeneemt. Ondertussen zakt het hogedrukgebied naar het zuiden weg en dit maakt de weg vrij voor een lagedrukgebied dat zich dan vrijwel op dezelfde plaats boven de Britse eilanden zal nestelen. Het lijkt veel op de situatie van enkele weken terug toen er ook een groot lagedrukgebied boven de Britse eilanden kwam te liggen, wat daar dagenlang stationair bleef.

Zo'n lagedrukgebied zorgt ervoor dat de luchtstroming naar het zuiden draait en veel warmere lucht wordt aangevoerd. Tegelijkertijd trekken rond het lagedrukgebied neerslagzones die vanaf komend weekend ook het westen van Europa kunnen bereiken. Het is moeilijk in te schatten tot hoever de neerslag het continent op zal komen. Hoe westelijker het lagedrukgebied blijft liggen hoe minder ver de regen de stroomgebieden kan bereiken.

Volgens de huidige verwachting zal vooral het stroomgebied van de Maas worden bereikt en van de Rijn alleen het gebied waar de Moezel stroomt; de rest van het stroomgebied van de Rijn blijft buiten schot. Maar met nog een week vooruit kan dit weerbeeld nog flink veranderen.

Als de zuidelijke stroming op gang komt boven West-Europa dan zal vanaf komend weekend ook de luchtstroming boven de Alpen weer wijzigen waardoor opnieuw de zuidelijke Alpen te maken zullen krijgen met (veel) neerslag. De afgelopen week stond er boven de Alpen nog een noordelijke stroming en viel er, als gevolg van een zogenaamde Nordstau, zeer veel sneeuw tegen de noordkant van de Alpen. De vorstgrens daalde ook zodat er zelfs onder de 1000 m al een pak sneeuw viel.

Ook in de middelgebergten van Duitsland, Frankrijk en België viel boven de ongeveer 500 m wat sneeuw. Op de Feldberg in het Zwarte Woud groeide het sneeuwdek in enkele dagen zelfs aan tot bijna 1 m wat voor deze tijd van het jaar erg veel is. In de Alpen groeide het boven de 1500 m nog aanwezige sneeuwdek door deze verse sneeuw steeds verder aan. Het sneeuwdek is daar nu tot ver boven de gemiddelde waarde voor deze tijd van het jaar gestegen.

In de figuur hieronder is van een meetstation op ca 2150 meter hoogte aan de noordzijde van de Alpen de ontwikkeling van het sneeuwdek weergegeven van dit winterseizoen. Dankzij de neerslagrijke winter is het sneeuwdek hier de hele winter al hoger dan het langjarige gemiddelde. Door zeer warm weer in de eerste helft van april was het sneeuwdek wat gaan smelten,  maar de afgelopen dagen is het weer met ongeveer 1 m aangegroeid en is een dikte bereikt die niet vaak voorkomt in deze tijd van het jaar.

Scherm­afbeelding 2024-04-21 om 12.59.14.png

Ontwikkeling van het sneeuwdek (rode lijn) in de loop van de afgelopen winter op een meetstation op 2.150 m aan de noordkant van de Alpen. (Bron SLF.ch)
Ontwikkeling van het sneeuwdek (rode lijn) in de loop van de afgelopen winter op een meetstation op 2.150 m aan de noordkant van de Alpen. (Bron SLF.ch)

De komende dagen groeit het sneeuwdek nog enkele decimeters aan maar vanaf volgend weekend zal waarschijnlijk de dooi weer in gaan treden op deze hoogte. De komende twee maanden zal de sneeuw dan allemaal gaan smelten en dat zal de Rijn veel extra water opleveren. Dat kan overigens nooit voor een hoogwater zorgen, omdat het meeste water in de Zwitserse meren wordt gebufferd die het in de maanden daarna langzaam afgeven.

Rijn stijgt naar ongeveer 10,4 m NAP op 24/4; daarna langzaam dalend.

Het was een vrij natte week in het stroomgebied waardoor de Rijn in de tweede helft van de week weer ging stijgen. Vorige week leek het er nog op dat de Rijn voor wat langere tijd zou dalen tot onder het langjarig gemiddelde (dat ca 9,4 m bedraagt) maar na een paar dagen steeg de stand daar al weer boven. Nu is de afvoer weer gestegen tot ongeveer 2800 m³/s en tot woensdag komt daar nog zo'n 250 m³/s bij. Dat is zo'n 25% meer dan de hoeveelheid die gewoonlijk in deze tijd van het jaar aanvoert.

De waterstand stijgt vandaag tot boven de 10 m (NAP) en stijgt dan nog zo'n 40 cm tot 10,4 m (NAP) op woensdag. Vandaag vielen er nog wat buien in het stroomgebied maar morgen en overmorgen verlopen vrijwel droog en daarom zal de Rijn vanaf woensdag weer langzaam gaan dalen. Woensdag en donderdag kan er wel weer wat neerslag vallen maar waarschijnlijk geen grote hoeveelheden.

Zoals het er nu naar uitziet, gaat het lagedrukgebied dat vanaf komend weekend boven de Britse eilanden komt te liggen, ook niet veel neerslag brengen in het stroomgebied en daarom verwacht ik dat na woensdag de waterstand voorlopig wel enige tijd zal gaan dalen. In of net na het komend weekend wordt de 10 m (NAP) dan weer onderschreden (bij een afvoer van 2.750 m³/s ) en waarschijnlijk zet de daling ook daarna nog door naar ongeveer 9,5 meter (NAP) en 2.400 m³/s aan het eind van de maand.

Met de relatief hoge afvoeren van dit moment is het nu al duidelijk dat ook april een gemiddeld hogere rijn afvoer zal hebben van ongeveer 20% meer nou dat langjarig gemiddelde. Sinds november is dit de zesde maand op rij dat de Rijn meer water afvoert dan in een gemiddeld jaar.

Maas daalt de komende week vanaf ca 400 m³/s tot onder de 300 m³/s

Ook in het stroomgebied van de Maas vielen tal van buien, maar het had op de Maasafvoer niet veel invloed meer. De meeste neerslag viel in een relatief klein gebied, aan de noordkant van de Ardennen, waar de buien met de noordwestenwind werden opgestuwd. De zuidkant van de Ardennen lag in de luwte en hier viel veel minder neerslag. De totale hoeveelheid was genoeg om de Maas ongeveer 100 m³ te laten stijgen tot ongeveer 400 m³/s op dit moment.

Vandaag vallen voorlopig even de laatste buien en de neerslaghoeveelheden zijn daarna beperkt. De afvoer gaat daarom vanaf nu dalen. Op woensdag kan er wel wat neerslag vallen, maar dat zorgt hoogstens voor een korte onderbreking van de daling, waarna deze tot het weekend doorzet naar een afvoer onder de 300 m³/s aan het eind van de week.

Wat er in en net na het weekend gebeurt hangt af van het lagedrukgebied boven Engeland dat zich daar zeer waarschijnlijk gaat ontwikkelen. In de zuidelijke luchtstroming die dan ontstaat kunnen regengebieden vanuit de Golf van Biskaje de Ardennen bereiken en dan is de zuidkant van dit gebergte aan de beurt om de meeste neerslag te ontvangen. Mogelijk dat de afvoer in het weekend en daarna weer iets gaat stijgen, maar net als deze week zijn de hoeveelheden waarschijnlijk onvoldoende voor een sterkere stijging. Volgende week is hier wat meer duidelijkheid over te geven.

Water inzicht

Januari en februari wisselen elkaar af als het gaat om de hoogste gemiddelde afvoer; Op zoek naar de oorzaak

De wintermaanden zijn in het stroomgebied van de Rijn niet de natste maanden maar wel voert de rivier in deze maanden het meeste water af. Zo valt er in de 3 wintermaanden in het stroomgebied gemiddeld 25% minder neerslag dan in de 3 zomermaanden, maar is de gemiddelde in afvoer gemiddeld bijna twee keer zo hoog als aan het eind van de zomer. Dit wordt veroorzaakt doordat er in de zomer veel meer water verdampt en ook de vegetatie veel water gebruikt, waardoor een veel kleiner deel van de neerslag in de rivier terecht komt.

De maanden met de hoogste afvoer zijn januari en februari, beide met de gemiddelde afvoer van ongeveer 2750 m³/s. Dat ze bijna dezelfde afvoer hebben is niet altijd zo geweest; er zijn opvallende schommelingen in de gemiddelde afvoer van beide maanden stuivertje wisselen als het erom gaat wie bovenaan staat. In figuur hieronder is bovenaan het verloop van het 30-jarig gemiddelde van de gemiddelde Rijnafvoer voor de maanden januari (in blauw) en februari (in rood) weergegeven.

Gemid afvoer en neerslag.png

30-jarig gemiddelde van de gemiddelde Rijnafvoer (boven) in januari (blauw) en februari (rood) en het 30-jarig gemiddelde van de gemiddelde hoeveelhed neerslag (onder) in deze maanden in het Duitse deel van het stroomgebied.
30-jarig gemiddelde van de gemiddelde Rijnafvoer (boven) in januari (blauw) en februari (rood) en het 30-jarig gemiddelde van de gemiddelde hoeveelhed neerslag (onder) in deze maanden in het Duitse deel van het stroomgebied.

Het gaat om het gemiddelde over 30 jaren en op het punt waar de lijnen beginnen in 1915 gaat het dus om de jaren van 1900 tot 1930. De lijnen eindigen bij het jaar 2009 waarmee het gemiddelde over de periode van 1994 tot en met 2024 is weergegeven. Als we naar het verloop van de gemiddelden kijken dan valt op dat aan het begin van de eeuw de gemiddelde Rijnafvoer in januari veel hoger was dan in februari.

Maar dat duurde niet lang want al snel daalde de januari afvoer terwijl die van februari juist steeg en in het midden van de vorige eeuw was de februari afvoer ruim hoger dan de januari afvoer. Vanaf de tweede helft van de vorige eeuw ging de januari afvoer weer stijgen om aan het begin van deze eeuw weer hoger uit te komen dan de februari afvoer. De laatste jaren maakt de februari afvoer weer een sprint omhoog, maar de januari afvoer blijft voorlopig nog net wat hoger.

In eerste instantie zou men verwachten dat dit verloop te maken heeft met hoeveelheid neerslag die in het stroomgebied valt. Om dat na te gaan is in de tweede figuur ook het dertigjarig gemiddelde van de hoeveelheid neerslag in het stroomgebied weergegeven in deze maanden. Het gaat hier om de hoeveelheid neerslag die in het Duitse deel van het stroomgebied valt (bron DWD). Het was natuurlijk beter geweest om het hele stroomgebied te bekijken, maar die gegevens had ik niet beschikbaar. En de data van Duitsland geven een goede indicatie omdat hier in de winter het meeste rivierwater vandaan komt.

Wat meteen opvalt is dat er in februari zo'n 20 mm minder neerslag valt dan in januari en ondanks dat februari droger is,  was er in een groot deel van de meetreeks toch een hogere Rijnafvoer in die maand. Verder valt op dat de neerslaghoeveelheden in Duitsland langzaam toenemen over de meetreeks. Het is een van de gevolgen van de klimaatverandering dat er meer neerslag valt in de winter en ook in het stroomgebied van de Rijn valt er inmiddels gemiddeld zo'n 15% meer neerslag in de winter. Als we naar de rivierafvoeren kijken dan zien we bij februari wel een duidelijke toename, maar bij januari is dat niet het geval en hier zal er ook een ander effect zijn wat de afvoeren bepaalt.

Wat dit effect is, wordt duidelijk als we naar de volgende figuur kijken. Opnieuw is bovenaan de gemiddelde afvoer van de Rijn in de twee wintermaanden weergegeven maar nu daaronder de gemiddelde temperatuur in het Duitse deel van het stroomgebied weergegeven. Dit bestaat uit 5 Bundesländer die voor een meer of minder groot deel afwateren op de Rijn. Het gaat daarbij om Baden Würtemberg, Bayern, Hessen, Rheinland Pfalz, en Nordrhein Westfalen.

Scherm­afbeelding 2024-04-21 om 14.55.27.png

30-jarig gemiddelde van de gemiddelde Rijnafvoer (boven) in januari (blauw) en februari (rood) en het 30-jarig gemiddelde van de gemiddelde temperatuur in de 5 Bundeslander waar de Rijn water van ontvangt in januari (midden) en februari (onder).
30-jarig gemiddelde van de gemiddelde Rijnafvoer (boven) in januari (blauw) en februari (rood) en het 30-jarig gemiddelde van de gemiddelde temperatuur in de 5 Bundeslander waar de Rijn water van ontvangt in januari (midden) en februari (onder)

In veel wintermaanden ligt de gemiddelde temperatuur in deze länder rond de nul graden en voor de afvoer naar de Rijn maakt het veel uit of de temperatuur daar gemiddeld onder ligt of er boven. Bij een temperatuur onder nul zal de sneeuw die er ligt namelijk niet smelten en bij een temperatuur boven het vriespunt uiteraard wel.

Als we  temperatuurgrafieken van de beide maanden vergelijken, dan is de maand januari de koudste maand; vooral in de zuidelijker gelegen länder, waar de temperatuur ook het vaakst onder nul uitkwam. Wat opvalt bij het dertigjarig gemiddelde is dat zowel januari als februari in het begin van de vorige eeuw gaandeweg steeds kouder werden om na een laagste punt in het midden van de eeuw aan een gestage stijging te beginnen.

In deze koudste periode van de vorige eeuw was de temperatuur gemiddeld in januari in vrijwel heel Duitsland lager dan nul graden waardoor een eventueel sneeuwdek er gemiddeld genomen ook zou blijven liggen. Sinds de opwarming in de tweede helft van de vorige eeuw is begonnen is de temperatuur in januari in een steeds groter deel van Duitsland gemiddeld boven nul uitgekomen waardoor ook de kans dat een sneeuwdek blijft liggen zal zijn afgenomen. Inmiddels ligt alleen in Bayern de gemiddelde temperatuur van de maand januari nog net onder nul. De kans dat zich tegenwoordig in januari in Duitsland voor langere tijd nog een sneeuwdek vormt, is daarmee fors afgenomen.

Ik vermoed dat we hier de oorzaak hebben van het stuivertje wisselen tussen de gemiddelde afvoeren van januari en februari. In de koudste periode van de vorige eeuw was het in januari in Duitsland namelijk vaak zo koud dat een eventueel sneeuwdek er niet smolt; dit gebeurde dan pas in februari zodat deze maand een deel van de afvoer voor zijn rekening nam van de neerslag die in januari was gevallen. Zo kon het gebeuren dat februari in het midden van de vorige eeuw vaak een hoger gemiddelde had dan de maand januari. Februari kreeg als het ware een deel van het water toebedeeld dat in januari als sneeuw was gevallen en niet was gesmolten.

Inmiddels is het in januari gemiddeld zo warm geworden dat een eventueel sneeuwdek in de maand zelf vaak als smelt en dit is de oorzaak dat n de tweede helft van de vorige eeuw de afvoer van januari gestaag is gaan stijgen. Voor een deel zal dit ook te maken hebben met het feit dat er meer neerslag valt in januari, maar het effect van het al dan niet smelten van sneeuw lijkt een belangrijkere oorzaak te zijn voor de verschillen tussen de beide maanden.

De maand februari krijgt tegenwoordig nog maar zelden water uit de voorgaande maand te verwerken en moet het daarom hebben van de neerslag die in de maand zelf valt. Die neerslaghoeveelheden nemen door klimaatverandering ook in februari toe en daarom zien we ook zonder het smeltwater, van de in januari gevallen neerslag, dat de afvoer in februari toe aan het nemen is. Al is er ook in de laatste 20 tot 30 jaar een opvallende daling gevolgd door een stijging te zien in februari die ik niet meteen kan verklaren.

Al met al laat het zien dat Rijn in de winter steeds meer een regenrivier is geworden, die de neerslag die er valt meteen afvoert. Er is nog maar zelden sprake van een sneeuwdek dat zich gedurende een langere periode opbouwt om dan in de volgende maand tot afstroom te komen. Meer directe afvoer van regenwater hoeft niet te betekenen dat de maandafvoeren daardoor sterk toenemen want het was juist de combinatie van neerslag- en smeltwater die in het verleden voor hoge afvoeren zorgde.

Het minder vaak optreden van de combinatie van veel smelt- en regenwater heeft waarschijnlijk ook invloed op de hoogste afvoeren van de Rijn. Ik heb daar nu niet naar gekeken maar de extremen worden ook vooral veroorzaakt door deze combinatie en nu de Rijn vooral een regenrivier is geworden in de winter is het dus nog maar de vraag of in het nattere klimaat de hoogste afvoeren ook wel hoger zullen worden. Maar dat vraagt nog wat wel uitzoekwerk en daar kom ik later op terug.

Opnieuw regen in de stroomgebieden, lichte stijging waterstanden

Na een vrijwel droge week slaat het weer vanaf morgen, maandag, weer om naar een natter weertype. Het wordt ook flink koeler dan de afgelopen tijd en met een noordwestenwind kunnen we rekenen op veel buien. Al met al zijn de hoeveelheden neerslag niet heel erg groot en hoeven we niet op een grotere stijging van de afvoeren te rekenen. Later in de week neemt de invloed van hoge druk toe en gaan de waterstanden weer zakken.

In de rubriek water inzicht een uitstapje naar ver over de grens naar de randen van het continent waar zich een uitzonderlijk hoogwater voor doet in de Oeral-rivier. Ik heb een onderzoekje uitgevoerd naar wat hier gebeurd kan zijn, waardoor het zo uit de hand kon lopen.

Water van de week.

Eerst een paar natte dagen later droger weer

De lagedrukgebieden lagen de afgelopen week wat verder van ons af maar inmiddels is bij Schotland een nieuw exemplaar aangekomen dat morgen voor een weersomslag gaat zorgen. Met aardig wat regen, want er wordt in Nederland zo’n 10 tot 15 mm verwacht. Vanaf dinsdag stelt zich dan een noordwestelijke stroming in die tal van buien aanvoert waardoor er dagelijks ook een paar millimeter regen kan vallen.

De neerslagzone trekt verder over de stroomgebieden en brengt daar tot zo'n 20 tot 30 mm regen en de buien die daarna komen vullen dat in de dagen daarna nog wat verder aan. Grote hoeveelheden worden dan niet meer verwacht en daarom zullen de rivieren al met al maar weinig stijgen.

Aan de noordzijde van de Alpen brengt deze luchtstroming een vers pak sneeuw vanaf een hoogte van slechts 1000 m. Een deel daarvan zal al snel weer smelten, maar hogerop legt de Rijn zo nog een extra voorraad water aan die later in het voorjaar zal smelten en dan voor extra water zal zorgen.

Aan het eind van de week breidt het Azoren-hogedrukgebied zich uit in de richting van de Britse eilanden, waardoor de buiigheid wordt onderdrukt. Vanaf het weekend is het onduidelijk of het hogedrukgebied zich verder uitbreidt in de richting van Scandinavië waardoor er een wat langere droge periode aanbreekt, of dat het zich terugtrekt en nieuwe lagedrukgebieden vanaf de Atlantische Oceaan het weer bij ons gaan bepalen.

Tot nu toe dit voorjaar was het steeds het natte scenario dat aan het langste eind trok, maar misschien dat er nu een overgang komt naar een standvastiger hogedrukgebied dat het weer bepaalt. Volgende week meer duidelijkheid over wat het worden gaat.

Rijn daalt nog wat maar blijft boven de 9 m NAP; later in de week weer stijgend.

Aan het begin van de afgelopen week bedroeg de waterstand van de Rijn nog ruim 11 m en was daarmee ongeveer 1,5 m hoger dan gemiddeld in deze tijd van het jaar. De afvoer bedroeg ruim 3700 m³/s. Vanwege het vrijwel droog weer daalde de waterstand daarna vrij snel en is inmiddels tot 9,5 m gezakt. Daarmee heeft het de gemiddelde stand voor deze tijd van het jaar bereikt.

De komende dagen daalt de stand nog wat verder maar later in de week stopt de daling bij een stand van ca 9,1 m (NAP) op vrijdag of zaterdag. De afvoer bedraagt dan ongeveer 2100 m³/s. Dat is iets onder het langjarig gemiddelde dat in deze tijd van het jaar ongeveer 2300 m³/s bedraagt.

Vanaf zaterdag komt het extra water aan van de neerslag die op dinsdag in het stroomgebied gaat vallen. Het zorgt in het weekend bij Lobith voor een lichte stijging van enkele decimeters; misschien net tot 9,5 m en een afvoer van ca 2.400 m³/s. In de laatste week van april gaat de waterstand waarschijnlijk weer dalen omdat het dan weer droog wordt vanwege het hogedrukgebied dat zich dan  in onze omgeving vestigt.

Mogelijk zakt de afvoer aan het eind van de maand wel tot onder de 9 m (NAP), maar dat betekent niet dat de Rijn op weg is naar een lage afvoer in mei en juni. In de Alpen ligt boven de 2000 m nog steeds erg veel sneeuw, vaak 1 m meer dan gewoonlijk in deze tijd van het jaar, en naar verwachting zal dat in mei gaat smelten en dan voor aardig wat smeltwater zorgen. Vanwege de noordwestelijke stroming zal het sneeuwdek de komende week zelfs nog zo'n 50 tot 100 cm aangroeien, zodat het voor deze tijd van het jaar opvallend dik gaat worden.

Maasafvoer kan de komende dagen iets stijgen later in de week weer dalen

De Maas had aan het begin van de week nog een vrij hoge afvoer van ruim 650 m³/s. Door de droge weer dat volgde is de afvoer daarna gezakt tot onder de 400 m³/s. Dat is nog steeds wat meer dan het langjarig gemiddelde dat voor deze tijd van het jaar ongeveer 275 m³/s bedraagt.

Maandagavond en dinsdag gaat er aardig wat regen vallen in Ardennen en dat kan opnieuw een lichte stijging opleveren. Omdat inmiddels het groeiseizoen is begonnen levert regen vanaf nu minder snel veel water op voor de Maas. Waar in de winter 10 mm regen in de Ardennen ongeveer 100 m³/s extra water oplevert, is dat in de zomer maar 50 m³/s. En als het wat langer droog is moet er al meer dan 10 mm vallen voordat de Maas überhaupt gaat stijgen.

Op grond van de huidige neerslagverwachting ga ik uit van een stijging tot ongeveer 500 m³/s op dinsdag en woensdag. Vanaf woensdag wordt het niet droog maar vallen er vooral buien en die leveren gemiddeld over het stroomgebied meestal maar een paar millimeter op per dag en dat is niet voldoende om de Maas verder te laten stijgen.

De afvoer gaat in de tweede helft van de week daarom weer omlaag naar circa 400 m³/s in het weekend. Waarschijnlijk zet de daling ook daarna nog door omdat het voor wat langere tijd droog blijft in het stroomgebied onder invloed van het hogedrukgebied dat zich dan in onze omgeving ontwikkelt.

Water in zicht

Waarom is de Oeral-rivier zo uitzonderlijk gestegen

De afgelopen week kwamen er berichten uit het zuiden van Rusland en Kazachstan, waar de rivier de Oeral uitzonderlijk ver buiten haar oevers was getreden en zien we beelden van woonwijken waar huizen tot aan de dakrand in het water staan. De berichten uit het gebied zijn schaars en mogelijk ook niet helemaal betrouwbaar. De oorzaak zou een doorgebroken dam zijn, wat gezien de enorme hoeveelheid water dan wel een forse dam moet zijn gaan.

Op internet kwam ik al snel beelden tegen van doorgebroken stuwdammen die de plek des onheils zouden weergeven, maar het was de vraag of die beelden wel klopten. De situatie intrigeerde mij en aan de hand van weergegevens en satellietdata ben ik op zoek gegaan of ik de oorzaak van deze catastrofale overstroming kon ontdekken. Gaat het hier om een van de effecten van klimaatverandering of om menselijk falen, of is het een combinatie van beide.

In de kaart hierna is het stroomgebied van de Oeral weergegeven, die zoals de naam al zegt een deel van het gelijknamige gebergte ontwatert. Bijzonder is dat hij aan de Aziatische oostkant van de Oeral ontspringt, vervolgens via een kloof door dit gebergte stroomt om aan de Europese kant via Kazachstan in de Kaspische zee uit te monden.

Op de kloof na stroomt de Oeral door een brede vallei met daarin tal van oude rivierarmen, wat laat zien dat het de historische overstromingsvlakte van de rivier is. Aan weerszijden wordt deze vlakte begrensd door hogere gronden. De breedte van de dalvlakte heeft wel wat weg van het Rivierenland in Nederland.

Scherm­afbeelding 2024-04-14 om 09.27.49 kopiëren.jpg

Stroomgebied van de Oeral aan de randen van Europa.
Stroomgebied van de Oeral aan de randen van Europa.

Onderweg monden er tal van grotere zijrivieren in de Oeral uit en gemiddeld genomen neemt de afvoer daarbij steeds verder toe. Het bijzondere aan de Oeral is echter dat hij op zijn weg richting de Kaspische zee door een steeds droger klimaat stroomt. Ten behoeve van de landbouw wordt daar veel water aan de rivier onttrokken en tegen de tijd dat de rivier bij de Kaspische zee aankomt is er in de meeste zomers vaak nog maar weinig water over.  De afgelopen weken is er echter zoveel water onderweg dat daar zeker geen sprake van zal zijn en over een week of twee zal er daarom heel veel water bij de Kaspische zee aankomen.

De volgende kaarten laten de omvang van de overstroming zien in de buurt van Orsk. Het gaat om data van de Europese Sentinel-2 satelliet (bron: SatWorld). Het beeld links is de situatie in een zomerse situatie en het tweede beeld is van 11 april en laat het totale overstroomde gebied zien. De rivier heeft de gehele (soms brede en soms smalle) vallei overstroomd waar hij doorheen stroomt. 

IMG_1886 kopiëren.jpg

De Oeral bij lagere afvoeren (links) en bij het uitzonderlijke hoogwater (rechts)  (bron Sentinel-2)
De Oeral bij lagere afvoeren (links) en bij het uitzonderlijke hoogwater (rechts) (bron Sentinel-2)

In eerste instantie ben ik op de satellietbeelden die beschikbaar zijn op zoek gegaan de doorgebroken dam, want dat zou de oorzaak zijn van de ramp. Stroomopwaarts van de stad Orsk ligt een enorm groot stuwmeer en gezien de overstroming lag het voor de hand dat een doorbraak van de stuwdam aldaar de oorzaak zou zijn.

De satellietdata van 11 april laten echter een intacte dam zien (zie foto hieronder met het zuidelijk deel van het meer). De grijze kleur op de foto is het deel van het meer dat op die datum nog met ijs bedekt was. Links van het ijs is een langgerekt deel van het (troebele) meer te zien. De dam is herkenbaar aan het water dat er met veel kracht overheen stroomt (midden-onder).

Scherm­afbeelding 2024-04-14 om 12.49.15.png

Satellietbeeld van het Iriklinskii-stuwmeer met dam (waar water overheen stroomt), ca 50 km stroomopwaarts van Ormsk.
Satellietbeeld van het Iriklinskii-stuwmeer met dam (waar water overheen stroomt), ca 50 km stroomopwaarts van Ormsk.

Het gebeurt wel vaker dat water via een overlaat over een stuwdam stroomt. Zo'n overlaat is een soort van noodventiel dat ingezet wordt als het peil in het stuwmeer een bepaald hoog niveau bereikt; maar dat is niet ongewoon en betekent niet dat de dam is doorgebroken.

Wat opviel bij het vergelijken van de satellietbeelden van dit jaar was dat er tot eind maart veel sneeuw in het gebied lag en dat dit snel gesmolten is in de eerste week van april. Mogelijk was dat de oorzaak van het vele water. Om na te gaan hoe bijzonder dit was heb ik ook satellietdata van deze periode uit voorgaande jaren bekeken. Hieruit bleek dat er in alle jaren sneeuw ligt tot ver in maart en dat het sneeuwdek gewoonlijk in de eerste twee weken van april smelt.

Wat de sneeuw en het smelten betreft wijkt dit jaar dus niet af van de andere jaren. Bij al die andere jaren werd de overlaat van de stuwdam echter nooit ingezet in het voorjaar. Blijkbaar wat de buffercapaciteit van het stuwmeer in die jaren groot genoeg om het smeltwater dat begin april beschikbaar komt wel op te kunnen vangen. Dit jaar verliep echter anders.

Op satellietfoto’s van 6 en 11 april is te zien dat de rivieren die in het meer uitmonden zeer veel water aanvoeren. Veel meer dan in andere jaren. Het stuwmeer is daardoor veel verder gestegen dan in andere jaren waardoor de overlaat ging stromen. Wat ook opvalt op de foto van dit jaar is dat het water bovenstrooms van de dam troebel is, wat betekent dat er veel sediment in het water zweeft. Gewoonlijk bezinkt het meeste sediment stroomopwaarts in een stuwmeer maar ditmaal stroomde het water in het meer blijkbaar zo snel dat het tot aan de dam troebel bleef. Dat is uitzonderlijk en wijst op een erg grote hoeveelheid water die door het meer onderweg was.

Scherm­afbeelding 2024-04-14 om 12.52.00.png

Satelliebeeld juist ten noorden van Ormsk, waar vanuit het oosten een grote zijrivier in de Oeral uitstroomt
Satelliebeeld juist ten noorden van Ormsk, waar vanuit het oosten een grote zijrivier in de Oeral uitstroomt.

De tweede foto laat het gebied zien net ten noorden van de stad Orsk. De Oeral stroomt hier van noord naar zuid en het water van deze rivier is vrij helder, omdat het grote stuwmeer bovenstrooms het meeste sediment heeft opgevangen. Vanuit het oosten mondt hier een grote zijrivier in de Oeral uit en het water van deze rivier is juist erg troebel. In deze rivier bevinden zich geen stuwmeren en het water van deze rivier is zijn sediment dus niet kwijtgeraakt.

Ook deze zijrivier heeft een opvallend hoge afvoer en net als bij de Oeral is de hele dalvlakte overstroomd. De oude armen van historische rivierlopen zijn bij beide rivieren vol met water gestroomd en daarom goed zichtbaar op de satellietfoto. Uit het feit dat beide zijrivieren uitzonderlijk veel water aanvoeren, blijkt dat het geen damdoorbraak kan zijn, want dan was het hoge water in slechts één van deze rivieren opgetreden. De satellietbeelden laten ook zien dat verder stroomafwaarts alle grote zijrivieren ook zeer veel water aanvoeren.  Het gaat dus duidelijk om een event die in een hele groot gebied is ontstaan en niet door een doorgebroken dam. Door de hoge aanvoer uit de vele zijrivieren is de hoogwaterpiek stroomafwaarts ook steeds hoger geworden.

Ik ben achter de weerdata aangegaan van deze regio en daaruit bleek dat het tot en met eind maart koud was met 's nachts vaak matige vorst en overdag temperaturen rond nul. Vanaf 1 april ging de temperatuur zeer snel omhoog en op 5 april was het overdag al boven de 15 graden. Op 6 en 7 april viel er ook regen in het gebied. Regen op sneeuw is een beruchte versterker van een hoogwatersituatie en als dit inderdaad is gebeurd, dan zou dit verklaren waarom de rivieren zo'n uitzonderlijke hoeveelheid water aanvoeren. Ik heb echter maar weinig meetstations met neerslagdata uit het gebied kunnen vinden, dus ik weet niet helemaal zeker of dit is gebeurd.

De eerste grote stad die de Oeral tegenkomt na het stuwmeer en de samenvloeiing met de troebele rivier is de stad Orsk. Uit deze plaats bereikten ons enkele dagen geleden de eerste beelden van overstroomde huizen. De de volgende foto is van 11 april toen een groot deel van de stad was overstroomd. Vanuit het noorden stroomt de Oeral op de stad aan en het is goed te zien hoe het troebele water van de grote zijrivier zich hier nog steeds niet met het water van de Oeral heeft gemengd. Ten zuiden van de stad mondt nog een andere troebele zijrivier in de Oeral uit.

Met een groene lijn heb ik de ligging van de dijken aangegeven en het is duidelijk te zien dat deze dijken het water niet hebben kunnen tegenhouden, want binnendijks is een enorm gebied overstroomd. Bij goed zoeken zijn de plaatsen te zien waar de dijken zijn doorgebroken. Belincat heeft hier ook onderzoek aan gedaan en kwam 6 plaatsen tegen. Wat opvalt is dat de dijken het stroomgebied van de rivier enorm hebben ingeperkt en in feite heeft de rivier hier gewoon weer zijn oorspronkelijke rivierbed opgeëist. 

Ormsk met dijken.jpg

De overstroomde stad Ormsk met daarin in groen aangegeven de ligging van de dijken.
De overstroomde stad Ormsk met daarin in groen aangegeven de ligging van de dijken.

Ik vermoed dat men in Orsk teveel vertrouwd heeft op het grote stuwmeer stroomopwaarts. In alle jaren tot nu toe kon dit meer de toestroom van smeltwater makkelijk aan en zorgde dat voor een sterke reductie van water in de Oeral tot aan de stad Orsk. Het meer werd dan in het voorjaar gebruikt om een extra buffer op te bouwen voor de droge zomer die altijd weer zou volgen. In vorige jaren kon ik op de foto's ook goed zien hoe in april en mei het peil in het meer langzaam opliep, waarmee de buffer werd opgebouwd.

Maar dit jaar was er zoveel smeltwater dat die buffer al heel snel gevuld was en het stuwmeer de overvloed aan water moest door laten stromen. In zo'n situatie is een stuwmeer zelfs extra nadelig omdat in het meer de looptijd van het water is teruggebracht tot vrijwel nul. Toen er nog geen meer was, kwam er soms ook hoog water voor, maar de golf deed er dan enkele dagen over om de afstand van het (opvallend) lange stuwmeer af te leggen. Nu is die looptijd sterk verkleind en komt het water van de Oeral en van alle zijrivieren tegelijk bij de stuwdam aan; als in een enorme badkuip.

Scherm­afbeelding 2024-04-14 om 13.05.43.png

De Oeral een maand geleden op de plaats waar hij vie een kloof door het gelijknamige gebergte stroomt.
De Oeral een maand geleden op de plaats waar hij vie een kloof door het gelijknamige gebergte stroomt.

De volgende foto laat de situatie zien in de kloof die na de stad Orsk volgt. Het is een foto van ongeveer een maand geleden, die laat zien hoeveel sneeuw er toer lag.  Ook valt op dat de rivier nog bevroren was. Inmiddels is deze sneeuw allemaal gesmolten en voegt het smeltwater zich bij het water dat van bovenstrooms komt.

De laatste foto is van de stad Orenburg; het ligt na de kloof en hier kwam het water een dag of 4 geleden aan. Al snel overstroomde het water een groot deel van de stad. Ook hier heeft de rivier de hele oorspronkelijke dalvlakte weer in bezit genomen. Wat opvalt is dat hier overal woonwijken in de dalvlakte (met een gele lijn aangegeven) liggen en nog opvallender is dat er nergens dijken lijken te zijn. De wijken zijn op de foto moeilijk te zien en daarom heb ik ze licht gemarkeerd.

Uit de beelden die op internet te vinden zijn van de overstroming, blijkt dat het vaak om relatief nieuwe wijken gaat, die dus allemaal in de overstromingsvlakte van de rivier zijn gebouwd. De oudere stad ligt bovenaan op de foto en duidelijk hogerop, op de hoge grond buiten de dalvlakte. Verder valt op dat al deze wijken geen dijken hebben en gewoon in het rivierdal liggen met dus een groot risico dat ze bij een hoogwater overstromen. Blijkbaar heeft niemand er hier rekening mee gehouden dat overstromingen nog steeds mogelijk zijn.

De vraag is wat men hier nu in de toekomst gaat doen, want dijken aanleggen rond de wijken zou betekenen dat die enorm hoog moeten zijn. Want al het water dat nu tussen de huizen doorstroomde zal dan ook door het resterende, onbedijkte deel moeten stromen. De waterstanden lopen dan veel verder op dan nu met het risico op nieuwe dijkdoorbraken in de toekomst. 

Orenburg.jpg

De stad Orenburg, waar alle wijken (licht gemarkeerd) in de dalvlakte (geel omlijnd) zijn overstroomd.
De stad Orenburg, waar alle wijken (licht gemarkeerd) in de dalvlakte (geel omlijnd) zijn overstroomd.

Samengevat lijkt het er op dat het vooral de bijzondere weersituatie is geweest die de hoge afvoeren heeft veroorzaakt. Satellietbeelden laten zien dat alle rivieren in de regio een extreem hoge afvoer hadden en niet alleen de Oeral. Dat de oorzaak een doorgebroken dam zou zijn lijkt daarom niet te kloppen.

Wel zijn er dijken doorgebroken in de stad Orsk, maar dat is weinig verrassend als er zoveel water door het sterk ingeperkte gebied moet stromen dat de rivier na de aanleg van de dijken nog resteert. In Orenburg valt op dat vooral woonwijken in de dalvlakte (de uiterwaarden) van de rivier zijn gebouwd; het is dan niet vreemd dat deze huizen in het water komen te staan als de rivier buiten zijn oevers treedt.

Ook overstroomde de stuwdam van een groot stuwmeer, maar dat is niet ongebruikelijk als het peil in het meer te hoog wordt. Het zou goed kunnen dat men (tot nu toe) vertrouwd heeft op dit stuwmeer als buffer om het smeltwater in het voorjaar op te vangen. Maar die buffer bleek dit jaar al snel vol te zijn, waardoor er ineens met grotere snelheid dan in een situatie zonder dat meer extra veel water naar de Oeral werd doorgevoerd.

Of de zeer hoge afvoeren het gevolg zijn van klimaatverandering is aan de hand van de beschikbare gegevens niet te zeggen. Er lag sneeuw, maar dat gebeurt iedere winter, en ook het feit dat de temperatuur in korte tijd hoog opliep, waardoor de sneeuw smolt, gebeurt vaker in deze regio. Mogelijk lag er meer sneeuw dan normaal en viel de dooi in een heel groot gebied tegelijk in, waar dat in andere jaren meer geleidelijk gaat.

Ook kan het zijn dat de dooi samenviel met een periode van regen, waardoor er tegelijkertijd regen- en smeltwater beschikbaar kwam, wat doorgaans een versterker is van een hoogwater. Bij de Rijn en de Maas is het vooral die combinatie die de hoogste hoogwaters heeft opgeleverd. De neerslagdata uit de regio die ik beschikbaar heb, zijn echter te beperkt om daar iets over te zeggen.

 

Het wordt droger, waterstanden eerst nog licht verhoogd, later dalend naar gemiddeld

In de loop van de komende week schakelt het weer over op een droger scenario. De eerste dagen kunnen regengebieden en buien nog wel Nederland en de regio's rondom ons bereiken maar vanaf de tweede helft van de week lijkt het voor wat langere tijd droog te gaan worden. Rijn en Maas hadden de afgelopen dagen te maken met kleine hoogwaters maar bij gebrek aan neerslag zal de waterstand in de loop van de komende week vrij snel omlaag gaan. In het water bericht leest u de details.

In de rubriek water inzicht een terugblik op de maand maart die niet meer zo nat was als de voorgaande maanden, maar nog nat genoeg om de rivieren op een relatief hoog niveau te houden. Maart is een maand die in de loop van de vorige eeuw steeds natter geworden is, maar nu al weer enige tijd langzaam weer droger wordt. wat merken we daarvan in de rivieren?

Water van de week

Hogedrukgebieden krijgen wat meer invloed op het weer in de stroomgebieden; maar nog onduidelijk hoe lang

Op de Atlantische Oceaan ontstaan nog steeds lagedrukgebieden die met een zuidelijke tot zuidwestelijke stroming neerslaggebieden op West-Europa afsturen. Vooral op 3 en 4 april viel veel regen en dat zorgde in de Maas en de Moezel, die afwatert op de Rijn, voor aardig wat water zodat zich kleine hoogwaters konden vormen.

Komende dagen liggen de lagedrukgebieden nog dichtbij en kan vooral in het stroomgebied van de Maas nog wel wat regen vallen, maar onvoldoende voor een nieuwe stijging. In het stroomgebied van de Rijn wordt weinig neerslag meer verwacht omdat zich boven midden Europa een hogedrukgebied heeft gevormd dat neerslag op afstand houdt.

Later In de week breidt dit hogedrukgebied zijn invloed naar het noorden uit en wordt het ook in Nederland en het stroomgebied van de Maas voor wat langere tijd droog. Daarna wordt vanaf 15 april pas weer neerslag verwacht, maar wat dat gaat brengen is nu nog niet met zekerheid te zeggen.

Rijn bereikt maandag 8/4 een piekje van ongeveer 11,2 m (MAP) en daalt daarna snel tot onder de 10 m.

Vooral de Moezel bereikte de afgelopen dagen een vrij hoge afvoer van ongeveer 1.250 m³/s. Dat betekent dat op dit moment ongeveer 35% van het water, dat bij Lobith passeert, vanuit de Moezel afkomstig is. Meestal is dat in de winter maar zo’n 15 tot 20 % en in de zomer is het zelfs maar 5%. Ook andere zijrivieren in het noorden van Duitsland maar relatief wat hoger omdat daar de meeste neerslag is gevallen. In het zuiden van Duitsland en de Alpen bleef het de afgelopen week al wat droger vanwege het eerdergenoemde hogedrukgebied.

Komende nacht passeert bij Lobith de hoogste waterstand van ongeveer 11,2 m boven NAP. Omdat er de afgelopen dagen al weinig regen meer gevallen is in het stroomgebied gaat de waterstand vanaf maandag vrij snel dalen met zo'n 25 tot 30 cm per dag. Op vrijdag 12 april verwacht ik dat de stand weer onder de 10 m (NAP) zakt en ook daarna zal de stand nog verder dalen en mogelijk 9,5 m (NAP) of nog wat minder bereiken in de loop van de week na het volgend weekend.

De afvoer die tijdens de piek iets meer dan 3700 m³/s bedraagt, zal vrij snel dalen en aan het eind van de week weer onder de 3.000 m³/s uitkomen. Net  na het volgend weekend wordt dan waarschijnlijk de de 2500 m³/s onderschreden. De langjarig gemiddelde afvoer voor de tweede helft van april bedraagt ongeveer 2400 m³/s. De waterstand die daarbij hoort bedraagt ongeveer 9,5 m (NAP).

Het is nog even de vraag of de afvoer en waterstand daaronder gaan komen, omdat mogelijk vanaf 15 april weer neerslag verwacht wordt in het stroomgebied. Maar dat blijft dus nog even afwachten.

Maas daalt komende dagen weer tot onder de 500 m³/s later onder de 400 m³/s

In het stroomgebied van de Maas viel de afgelopen week bijna dagelijks regen met vooral op 3 en 4 april vrij grote hoeveelheden. De meeste neerslag viel aan de zuidkant van de Ardennen met daar in totaal zo'n 50 mm regen deze week. Dat was voldoende om de Maas weer wat te laten stijgen naar een klein hoogwatergolfje dat op vrijdag zijn hoogste afvoer bereikte van net onder de 700 m³ per seconde.

De langjarig gemiddelde afvoer van deze tijd van het jaar bedraagt ongeveer 350 m³/s, maar tijdens hoogwatergolven wordt in deze tijd van het jaar ook nog wel eens te 1000 m³/s bereikt dus heel bijzonder was het niet. Komende nacht kunnen er in de Ardennen nog wat buien vallen en het is nog niet helemaal duidelijk hoeveel regen daarbij gaat vallen. Ook op maandag en dinsdag kan er nog wat regen vallen maar na dinsdag lijkt het zeker 5 misschien wel 7 dagen droog te blijven.

De afvoer die nu nog ongeveer 600 m³/s bedraagt gaat de komende dagen dalen en ik verwacht op dinsdag dat zij weer onder de 500 m³/s zakt. Mochten de buien stevig uitpakken vannacht dan kan dat nog wat langer duren. Vanwege het droge weer in de tweede helft van de week verwacht ik dat de afvoer verder daalt naar ongeveer 400 m³/s in het komend weekend en ook daarna zet de daling waarschijnlijk nog door tot onder de 350 m³/s in de week na het volgend weekend.

Dat betekent dat de afvoeren al die tijd nog boven het langjarig gemiddelde blijven en of ze er in die tweede helft van april onder zakken hangt nog even af van de neerslag die er mogelijk na 15 of 16 april weer gaat vallen. Maar dat is nu nog onduidelijk.

Water in zicht 

Hoe nat verliep de maand maart en welke langjarige trends zien we in het verloop van de rivierafvoeren in maart

Nadat alle maanden sinds oktober nat tot zeer nat waren verlopen, verliep de maand maart voor het eerst wat minder uitzonderlijk. Gemiddeld over Nederland viel ongeveer de normale hoeveelheid regen (ca 60 mm), maar er waren wel flinke regionale verschillen, want in het noorden van het land viel maar 35 tot 40 mm terwijl in Zuid-Limburg bijna 100 mm werd afgemeten.

In de stroomgebieden was het ook wat natter dan normaal maar meer naar het oosten, dat is dan alleen in het stroomgebied van de Rijn, was het juist wat droger dan normaal. De Maasafvoer kwam deze maand bij Maastricht uit op een gemiddelde van ongeveer 475 m³/s wat ca 20% meer is dan het langjarig gemiddelde. De Rijn kwam uit op ongeveer 2800 m³/s wat circa 7% meer is dan het langjarig gemiddelde.

Het was zowel bij de Rijn als de Maas de zesde maand op rij met een hoger dan gemiddelde afvoer. Voorlopig ziet het een uit dat deze trend zich nog wel even doorzet want april is in ieder geval flink nat gestart. Maar het is uiteraard nog even de vraag of dat aanhoudt tot het eind van de maand.

De maand maart is in Nederland met ca 60 mm neerslag tegenwoordig een gemiddelde maand wat de hoeveelheid betreft, maar dat is niet altijd zo geweest. In de grafiek hierna heb ik het verloop van het dertigjarig gemiddelde van de maand weergegeven en vergeleken met januari, februari en april. Meteorologen gebruiken altijd het 30-jarig gemiddelde om het klimaat te bepalen en eventuele trends af te leiden. De neerslagmetingen in De Bilt zijn begonnen in 1906 en daarom begint de grafiek bij 1935, omdat dat het eerste jaar is dat er een gemiddelde over een periode van 30 jaar kan worden bepaald.

NL neerslag jan-april.png

Verloop van het 30-jarig gemiddelde van de neerslag vanaf 1935 tot nu, voor de maanden januari t/m april
Verloop van het 30-jarig gemiddelde van de neerslag vanaf 1935 tot nu, voor de maanden januari t/m april

Als we eerst naar de maand maart kijken (de blauwe lijn) dan valt op dat dit in het begin van de vorige eeuw een relatief droge maand was maar gemiddeld zo'n 40 tot 45 millimeter regen viel. In de tweede helft van de vorige eeuw wordt maart gaandeweg steeds natter en rond het begin van de huidige eeuw viel er gemiddeld zo'n 65 tot 70 mm; waarmee het een van de nattere kalendermaanden van het begin van het jaar werd. De laatste 20 jaar is maart gaandeweg weer iets droger geworden tot zo'n 55 à 60 mm op dit moment.

Een andere maand in het begin van het jaar met een opvallend neerslagverloop is de maand februari. De neerslag in deze maand schommelde vrijwel de hele vorige eeuw tussen de 45 en 55 mm. Maar vanaf het eind van de vorige eeuw en vooral het begin van deze eeuw is februari aan een gestage stijging begonnen en inmiddels valt er gemiddeld zo'n 70 mm per jaar, Waarmee het van een vrij droge nu een vrij natte maand geworden is. Februari is daarmee ongeveer even nat geworden als januari, die over de hele meetperiode een langzame stijging laat zien; een stijging die mogelijk de laatste tijd iets versnelt.

Een heel ander beeld laat april weer zien. Deze maand schommelde vrijwel de hele vorige eeuw rond de 50 mm en is de laatste decennia duidelijk droger geworden. April is ook de enige van alle 12 de maanden van het jaar die tegenwoordig droger is dan aan het begin van de vorige eeuw.

De veranderingen in de neerslaghoeveelheden in deze 4 maanden worden vooral veroorzaakt door veranderingen in de gemiddelde luchtstroming in West Europa; die steeds meer uit het (zuid)westen is gaan waaien. Als in een bepaalde maand de wind vaker uit die richting komt is de kans op dagen met neerslag namelijk groter. Daarnaast is de temperatuur toegenomen en daarmee de hoeveelheid vocht die de lucht kan bevatten. Ook dit draagt bij aan een hoog neerslagtotaal, maar het effect daarvan is in de winter kleiner dan het effect van veranderde luchtstromingen.

Het natter worden van de maand maart is ook in de stroomgebieden merkbaar. In de volgende twee grafieken is de gemiddelde maart-afvoer voor eerst de Rijn en daaronder de Maas afgebeeld. Bij beide zien we een stijgende trend; van circa 10% bij de Rijn en 15% bij de Maas. De rode lijn in deze grafieken geeft het dertigjarige gemiddelde van de afvoer weer. Hier zien we net als bij de neerslag in Nederland een oplopende lijn vanaf de jaren 80 tot het begin van de huidige eeuw om daarna weer langzaam te dalen. Uit het vergelijkbare verloop kunnen we afleiden dat de veranderde luchtstroming vanaf de Atlantische Oceaan niet alleen tot Nederland doordringt, maar ook tot over de stroomgebieden.

Rijn Gem Mrt.png

Gemiddelde afvoer van de Rijn in maart  van jaar tot jaar vanaf 1901 t/m 2024, met trendlijn en het 30-jarig gemiddelde.
Gemiddelde afvoer van de Rijn in maart van jaar tot jaar vanaf 1901 t/m 2024, met trendlijn en het 30-jarig gemiddelde.

Maas Gem mrt.png

Gemiddelde afvoer van de Maas in maart van jaar tot jaar vanaf 1911 t/m 2024, met trendlijn en het 30-jarig gemiddelde.
Gemiddelde afvoer van de Maas in maart van jaar tot jaar vanaf 1911 t/m 2024, met trendlijn en het 30-jarig gemiddelde.

In de volgende twee grafieken heb ik ook de maximale afvoer uitgezet die van jaar tot jaar in de beide rivieren is opgetreden. Vooral bij de Maas is de maximale afvoer in maart in de loop der tijd flink toegenomen en de trendlijn loopt hier sterk omhoog. Net als bij de neerslag in Nederland zijn het vooral de natte maanden aan het eind van de vorige en het begin van de huidige eeuw die daaraan hebben bijgedragen.

Wat verder opvalt is dat maanden met een relatief lage maximale afvoer in maart, van onder de 400 m³/s, tegenwoordig vrijwel niet meer optreden, terwijl die aan het begin van de vorige eeuw nog wel eens in de 3 tot 4 jaar voorkwamen. De stijgende trend in de afvoeren is dus niet alleen het gevolg van het vaker optreden van hoge maximum-afvoeren maar ook van het minder vaak optreden van lage maximum-afvoeren. Ook dit heeft te maken met de veranderde luchtstromingen want voor lage maximum afvoeren zijn langdurige droge perioden nodig, die vooral optreden als de wind uit de oosthoek waait. Met een actievere oceaan komen die situaties tegenwoordig veel minder vaak voor.

Rijn Max Mrt.png

Maximale afvoer van de Rijn in maart van jaar tot jaar vanaf 1901 t/m 2024, met trendlijn en het 30-jarig gemiddelde.
Maximale afvoer van de Rijn in maart van jaar tot jaar vanaf 1901 t/m 2024, met trendlijn en het 30-jarig gemiddelde.

Maas Max Mrt.png

Maximale afvoer van de Maas in maart van jaar tot jaar vanaf 1911 t/m 2024, met trendlijn en het 30-jarig gemiddelde.
Maximale afvoer van de Maas in maart van jaar tot jaar vanaf 1911 t/m 2024, met trendlijn en het 30-jarig gemiddelde.

Bij de Rijn is de maximum maart-afvoer ook gestegen, maar met ca 10%, duidelijk minder sterk dan bij de Maas. Nu heeft de Rijn net als de Maas ook te maken met meer neerslag die vanaf de oceaan het stroomgebied bereikt, dus is het vreemd dat de maximale afvoer hier minder sterk gestegen is. Een mogelijke verklaring is de verandering in de hoeveelheid sneeuw die zich in de winter in de Middelgebergten in het Duitse en Franse deel van het stroomgebied opbouwt. Smeltende sneeuw is namelijk een belangrijke versterker van de hoogwaterafvoer.

Maart was vroeger traditioneel de maand dat het sneeuwdek smolt, dat zich o.a. in het Sauerland, de Eifel, het Zwarte Woud en de Vogezen in de loop van januari en februari had opgebouwd. In maart werd vroeger dus een deel van neerslag afgevoerd, de eerder in de winter gevallen was. Tegenwoordig ligt er nog maar zelden een sneeuwdek in de middelgebergte en als het er ligt ligt, dan is dat maar voor kort en wordt dat water al in januari of februari afgevoerd. Maart moet het tegenwoordig daarom alleen hebben van de neerslag die in de eigen maand valt. Dat is wel wat meer dan voorheen, maar zonder de bijdrage van smeltwater is het onvoldoende om de maximale afvoeren sterk te laten stijgen.

Aan neerslag voorlopig geen gebrek; waterstanden licht verhoogd

April is doorgaans de droogste maand van het jaar, maar doet dit jaar gewoon mee met de voorgaande maanden en is nat van start gegaan. In de stroomgebieden valt de komende dagen voldoende regen om de waterstanden op een relatief hoog niveau te houden voor de tijd van het jaar; een hoogwater situatie is echter niet te verwachten. In het water bericht leest u de details.

In de rubriek Water Inzicht een analyse van de El Niño. Afgelopen winter deed die zich voor in de Stille Oceaan en uit onderzoek blijkt dat er in die jaren een grotere kans is op een nat voorjaar in West-Europa. Ik ben nagegaan of we dat ook terugzien in de rivierafvoeren.

Water van de week.

Voorlopig zijn de lagedrukgebieden nog aan zet in onze omgeving

Een brede zone met een groot aantal kleinere lagedrukgebieden loopt vanaf de Atlantische Oceaan via het Verenigd Koninkrijk en de Noordzee tot over de Oostzee. Nederland en de stroomgebieden van Rijn en Maas liggen ten het zuiden van deze gordel en hier trekken met enige regelmaat regengebieden over. Op maandag lag een regenzone van zuid naar noord over het oosten van Frankrijk en België en juist langs de Nederlandse oostgrens.

Het heeft in het stroomgebied van de Moezel veel regen gebracht en dat heeft de komende dagen gevolgen voor de Rijnafvoer. Ook in de Ardennen viel de afgelopen dagen regen en daarom is ook de Maasafvoer weer wat gaan stijgen. De komende week blijven we onder invloed van de zone met lagedrukgebieden en tot en met vrijdag kan er alle dagen regen vallen.

Het komend weekend lijkt wat droger te verlopen maar daarna zou het regenachtige weer opnieuw terug kunnen keren; maar er zijn ook voorzichtige signalen dat hogedrukgebieden mogelijk wat meer invloed krijgen op ons weer. Al met al valt er de komende week zo'n 30 tot 40 mm regen in de stroomgebieden; waarbij de meeste regen wordt verwacht in het midden en noorden van de stroomgebieden. In zuid Duitsland en de Alpen valt deze week waarschijnlijk al wat minder neerslag.

Rijn stijgt ongeveer 1 m naar circa 11 m (NAP) bij Lobith.

De afgelopen week viel er voldoende regen om de Rijn rond de 10 m (NAP) te laten schommelen. Maar gisteren en vandaag is er voldoende regen gevallen voor opnieuw een lichte stijging. Vooral in het oosten van Frankrijk en  Luxemburg viel veel regen en daarom stijgt de Moezel naar een vrij hoge afvoer voor de tijd van het jaar. Samen met wat water uit de Noord-Duitse zijrivieren kan de Rijn stijgen tot nabij de 11 m (NAP) op 5 april. De afvoer, die nu nog ca 2.750 m³/s bedraagt, zal dan gestegen zijn tot ongeveer 3500 m³/s.

De neerslag die in de rest van de week valt is onvoldoende om dit hoge niveau in stand te houden en daarom verwacht ik dat vanaf het weekend de Rijn weer gaat dalen; naar ongeveer 10 m (NAP) in het begin van de week na het volgend weekend. De afvoer daalt dan weer tot onder de 3000 m³/s en later tot onder de 2700 m³/s. Nog steeds licht verhoogd, want de langjarig gemiddelde afvoer voor deze tijd van het jaar bedraagt ongeveer 2500 m³/s.

Vooral vanuit de Bovenrijn neemt de afvoer de komende tijd wat af omdat er in Zuid Duitsland en Zwitserland niet zoveel regen wordt verwacht. De afgelopen week is er vooral in de Alpen ook opnieuw sneeuw gevallen waarbij de meeste sneeuw aan de zuidkant van de Alpen viel. In de daar gelegen Zwitserse provincie Tessin en in de Italiaanse Dolomieten ligt nu boven de 2000 m uitzonderlijk veel sneeuw: lokaal tot meer dan 5 m.

Ook aan de noordkant van de Alpen in het stroomgebied van de Rijn viel de afgelopen week nog weer wat sneeuw en ook hier is het sneeuwdek boven de 2000 m nog steeds veel dikker dan in een gemiddelde winter. Onder de 1500 m is maar weinig sneeuw gevallen en blijft het sneeuwdek ondermaats.

De komende dagen wordt in de Alpen de eerste dooiaanval verwacht als de temperaturen daar flink gaan stijgen. De meeste sneeuw van boven de 2000 m zal echter pas in de maand mei gaan smelten en vanaf dan de Rijn van extra water gaan voorzien. In combinatie met er nu nog hoge afvoeren voor de maand april en het smeltwater dat ons nog te wachten staat is de kans groot dat de afvoeren ook later in het voorjaar nog boven het gemiddelde zullen blijven.

Maasafvoer schommelt tussen de 400 en 500 m³/s.

De Maasafvoer was de afgelopen week tot ongeveer 300 m³/s gedaald, maar dat is nu weer wat gestegen door de neerslag van de afgelopen dagen in de Ardennen. Ook vandaag viel daar regen, maar de hoofdmoot valt in het deel van de Ardennen dat via de Moezel afwatert op de Rijn. Ik verwacht daarom dat de Maas morgen tot hoogstens iets boven de 400 m³/s zal stijgen.

Op 3 en vooral 4 april kan er wel aardig wat regen vallen in Ardennen en mogelijk kan de afvoer op 5 en 6 april even tot boven de 500 m³/s stijgen. Het komend weekend lijkt echter droog te gaan verlopen en daarom zal de afvoer vanaf 6 april weer gaan zakken. In de dagen na het volgend weekend keert de regen waarschijnlijk weer terug, maar zoals het er nu naar uitziet, blijven de neerslaghoeveelheden beperkt.  

Het ziet er daarom naar uit dat de afvoer weer gaat zakken tot ongeveer 400 m³/s in het begin van de week na het volgend weekend, om daarna waarschijnlijk verder te dalen in de rest van die week. De langjarig gemiddelde afvoer vóór 10 april bedraagt ongeveer 300 m³/s dus voorlopig blijft de Maas daar nog wel even boven.

Water inzicht.

Heeft El Niño ook invloed op de rivierafvoeren van Rijn en Maas.

Het is de afgelopen tijd vaak in het nieuws geweest dat er op dit moment in de Stille Oceaan sprake is van een El Niño. Het zeewater voor de kust van Zuid-Amerika is dan opvallend warm en de invloed van dit weerfenomeen strekt zich uit tot over een veel groter gebied dan alleen het kustgebied van Zuid-Amerika.

Uit een studie van het KNMI blijkt dat vooral het voorjaar, na een winter met een El Niño, in onze omgeving natter verloopt dan gemiddeld. Boven het noorden van de Atlantische oceaan ontstaan in zo’n jaar vaker dan gemiddeld lagedrukgebieden en deze zetten daar een zuid(westelijke) luchtstroming in gang, die neerslaggebieden aanvoert tot over onze omgeving.

Het ligt voor de hand dat ook de stroomgebieden van de Rijn en Maas in zo’n situatie meer regen ontvangen. Aan de hand van de gegevens van El Niño en zijn tegenhanger El Niña ben ik in de afvoergegevens van de Rijn en de Maas op zoek gegaan naar zo'n mogelijk verband in het voorjaar. De gegevens over El Niño zijn op de site van de Amerikaanse weerdienst (NOAA) te vinden en die registratie ervan begint vanaf 1950. 

In een jaar met een El Niño wordt het zeegebied voor de kust van Zuid-Amerika zo'n 1 tot soms wel 2 graden warmer dan gemiddeld en in een El Niña jaar is de zee juist enkele graden kouder dan gemiddeld. Ik ben voor mijn analyse uitgegaan van alle jaren dat de zeetemperatuur daar meer dan 1 graad warmer was dan gemiddeld of juist 1 graad kouder. Dat leverde sinds 1950 16 winters op met een El Niño en 17 met een El Niña.

De afgelopen winter was er dus sprake van in El Niño met een temperatuur die tot 2 graden hoger opliep. In de voorgaande 3 jaren was er juist sprake van een El Niña, maar deze was minder extreem en de temperatuur was in deze jaren steeds minimaal ongeveer 1 graad lager dan het langjarig gemiddelde.

Voor de rivierafvoeren van Rijn en Maas heb ik vervolgens de voorjaarsmaanden verdeelt over de de jaren met een El Niño of een El Niña en deze vergeleken met het gemiddelde van alle jaren tussen 1950 en 2024. Ik heb ook de zomermaanden meegenomen in de analyse om na te kunnen gaan tot hoe lang een eventueel effect van dit weersverschijnsel door zou lopen.

De eerste grafiek hieronder laat voor de Rijn zien dat de gemiddelde afvoer in de maanden na een El Niño (blauwe lijn) inderdaad een flink stuk hoger is dan het gemiddelde over alle jaren (groene lijn) en de El Nina-jaren (oranje lijn) liggen daar weer duidelijk onder. Het verschil tussen de verschillende reeksen van jaren begint al in februari, loopt daarna langzaam op tot in april om daarna weer af te nemen.

In april is de Rijnafvoer in de El Nino jaren gemiddeld bijna 500 m3/s hoger dan het gemiddelde en een El Nina-jaar ligt daar weer bijna 400 m3/s onder. Het verschil tussen de El Niño en El Niña-jaren in april bedraagt ongeveer 850 m3/s, een verschil van ca 35%.

Scherm­afbeelding 2024-04-01 om 20.38.51.png

Verloop van de gemiddelde maandafvoeren van de Rijn in jaren met een El Niño en een El Niña en het gemiddelde van alle jaren sinds 1950
Verloop van de gemiddelde maandafvoeren van de Rijn in jaren met een El Niño en een El Niña en het gemiddelde van alle jaren sinds 1950

Vanaf juli is er geen verschil meer tussen de jaren met een El Niño en een gemiddeld jaar. Bij de El Niña jaren zien we ook in de zomermaanden tot zelfs in het najaar dat deze nog altijd een wat lager gemiddelde hebben. Mogelijk heeft dit te maken met het sneeuwdek in de Alpen dat in een El Niña jaar minder dik zal zijn dan in een gemiddeld jaar, waardoor er minder smeltwater tot afstroom komt.

Dit smeltwater wordt altijd voor een groot deel in de grote Zwitserse meren opgeslagen en daarna vertraagd afgegeven in de zomer en nazomer. In de jaren met weinig smeltwater leveren de meren daarom tot in de nazomer minder water. Het verschil is niet heel groot, maar het is er wel in alle maanden. Het zou interessant zijn om eens nader te onderzoeken of het effect van een El Niña inderdaad tot zo lang doorwerkt.

Ook bij de Maas (zie tweede grafiek) is de afvoer in een El Niño jaar een stuk hoger dan een jaar met El Niña. In de hele periode van februari tot en met juni is de afvoer zo'n 75 tot 100 m³/s hoger; een verschil van zo'n 25 tot 30%. Ook hier zien we dat vanaf juli het effect voorbij is en vanaf de zomer is er geen verschil meer tussen de jaren met in El Niño, een El Niña of een gemiddeld jaar.

Scherm­afbeelding 2024-04-01 om 20.39.07.png

Verloop van de gemiddelde maandafvoeren van de Maas in jaren met een El Niño en een El Niña en het gemiddelde van alle jaren sinds 1950
Verloop van de gemiddelde maandafvoeren van de Maas in jaren met een El Niño en een El Niña en het gemiddelde van alle jaren sinds 1950

Een El Niño is overigens geen garantie dat de afvoer hoog is in het voorjaar en ook een jaar met een El Niña wil niet altijd zeggen dat de afvoer in zo'n jaar laag is. In de volgende twee tabellen heb ik eerst voor de Rijn en daarna voor de Maas de 15 jaren aangegeven met de hoogste (links) en de laagste gemiddelde afvoer (rechts) voor de periode van februari tot juni. De El Niño en El Niña jaren zijn gemarkeerd. Het laat duidelijk zien dat bij de hoogste afvoeren veel El Niño jaren te vinden zijn en bij de laagste afvoeren juist veel El Niña jaren.

Scherm­afbeelding 2024-04-01 om 13.11.01.png

De 15 jaren met over de periode van februari t/m juni de hoogste gemiddelde Rijn afvoer (links)  en de laagste gemiddelde afvoer (rechts). De El Niño-jaren zijn oranje gekleurd, de El Niña-jaren blauw.
De 15 jaren met over de periode van februari t/m juni de hoogste gemiddelde Rijn afvoer (links) en de laagste gemiddelde afvoer (rechts). De El Niño-jaren zijn oranje gekleurd, de El Niña-jaren blauw.

Scherm­afbeelding 2024-04-01 om 13.11.30.png

De 15 jaren met over de periode van februari t/m juni de hoogste gemiddelde Maasafvoer (links)  en de laagste gemiddelde afvoer (rechts). De El Niño-jaren zijn oranje gekleurd, de El Niña-jaren blauw.
De 15 jaren met over de periode van februari t/m juni de hoogste gemiddelde Maasafvoer (links) en de laagste gemiddelde afvoer (rechts). De El Niño-jaren zijn oranje gekleurd, de El Niña-jaren blauw.

Wat opvalt is dat het jaar met de allerhoogste afvoer in 1970 geen El Niño-jaar was en het vierde jaar in de reeks van Rijn was een El Niña jaar. Er zijn dus uitzonderingen. Het KNMI zegt ook dat er meerdere factoren zijn die bepalen of het droog of nat voorjaar is een El Niño of El Niña is er daar maar één van. Het kan dus anders uitpakken als een van die andere factoren dat jaar dominant is. Maar de kans dat een voorjaar in het stroomgebied nat verloopt na een El Niño jaar is wel duidelijk groter dan in de andere jaren.

Als we nu kijken naar het huidige jaar dan hebben we tot nu toe in februari en maart een relatief hoge afvoer gehad en april gaat waarschijnlijk ook die kant op. Het voorjaar van 2024 lijkt zich dus volgens de lijn te ontwikkelen die we ook in veel andere El Niño jaren hebben gezien. Maar het voorjaar is nog maar net begonnen dus het is nog even afwachten hoe het aan het eind uitpakt.

Een voorjaar met een lage gemiddelde afvoer zal het bij de Rijn echter zeker niet meer worden want met het dikke sneeuwdek wat zich nu nog in de Alpen bevindt, kunnen we er toch wel vanuit gaan dat ook later in het voorjaar er nog flink wat smeltwater gaat komen. Maar voor een hoge ranking in de lijst met El Niño jaren moet er ook in mei en juni nog wel flink wat neerslag gaan vallen en we zullen moeten afwachten of dat ook gaat gebeuren.

Abonneren op